Groenbemesters zijn gewassen die geteeld worden voor het in stand houden of verbeteren van de bodemvruchtbaarheid. Zij zorgen voor voldoende voedingsstoffen in de bodem.
Belang
Groenbemesters kunnen de bodemvruchtbaarheid op peil houden of verbeteren door het toevoegen van organische stof. Goed ontwikkelde groenbemesters vertegenwoordigen een aanzienlijke hoeveelheid biomassa, die na inwerken een belangrijke bijdrage aan de organische stofvoorziening van de bodem kan leveren.
Daarnaast beïnvloeden ze de volgende eigenschappen:
- Nutriëntenlevering en –uitspoeling: groenbemesters nemen nutriënten op die na de teelt van het hoofdgewas in de bodem zijn achtergebleven of nog beschikbaar komen. Hierdoor wordt uitspoeling van vooral stikstof tegengegaan. Na het afsterven van de groenbemester komen die nutriënten weer beschikbaar voor het volggewas.
- Structuur: groenbemesters kunnen een positieve bijdrage leveren aan de structuur van de bodem, door de beworteling, door stimulering van de activiteit van het bodemleven en door de aanvoer van organische stof.
- Vocht: Vooral op kleigronden wordt de draagkracht in het voorjaar na een periode van neerslagoverschot beperkt door de hoge vochttoestand. Tijdens de groei onttrekt de groenbemester vocht aan de bodem. Bij de teelt van (winterharde) groenbemesters is de grond eerder droog en daardoor eerder begaanbaar en bewerkbaar.
- Bodemleven: het inwerken van groenbemesters in de bodem zorgt voor de aanvoer van verse organische stof, waardoor de omvang en activiteit bodemleven wordt gestimuleerd.
- Aaltjes: sommige groenbemesters stimuleren de ontwikkeling van bepaalde pathogene aaltjes, terwijl andere die ontwikkeling juist remmen. Bij de keuze van een groenbemester moet daarom rekening worden gehouden met het effect op plantpathogene aaltjes.
- Bodembedekking: Tijdens de groei beschermen ze de bodem tegen erosie, verslemping en/of verstuiven.
- Onkruid: Goed geslaagde groenbemesters onderdrukken de onkruidgroei.